Ga naar de inhoud

Vijf lessen die ik leerde van Astrid Holleeder

Van elk boek dat ik lees leer ik iets. Of het nou een titel is die ik verzonnen had willen hebben. Of een schrijfstijl die bewondering afdwingt. Er is altijd wel iets. Al is het maar een waardevolle les dat je nooit meer boeken van die auteur wilt lezen.

Deze week las ik Judas van Astrid Holleeder. Daarvan leerde ik veel. Over hoe vreselijk het is om onder het juk van een criminele broer te leven, over de bescherming die je kunt dragen als je kwetsbare meters moet overbruggen tussen je auto en je voordeur (kogelwerend vest, helm en een speciale kraag) en over de manier waarop je gesprekken heimelijk kunt opnemen.

Dat laatste was doodeng en toch kon ik niet ophouden met lezen. Eerst een microfoontje in haar beha met de angst dat broer het zou opmerken en haar leven niet zeker zou zijn. Maar die microfoon nam niet alles op, zoals het fluisteren in haar oor als het om echt gevoelige zaken ging. Daarom tornde ze de kraag van een nieuwe winterjas open en verstopte daar een microfoontje in. Het is dat je weet dat het ‘goed’ afloopt – hij heeft levenslang gekregen voor de betrokkenheid bij zes liquidaties en Astrid leeft nog – maar je zit als lezer met zweet in je handen.

Dat is de inhoud. Maar ik leerde ook over schrijven.

1 Een boek hoeft niet chronologisch opgebouwd te zijn als het verhaal maar coherent is. Wat ik daarmee bedoel: het boek begint met een proloog die zich in 2012 afspeelt als de broer van de auteur een interview doet in College Tour en eindigt met een epiloog die zich in de jaren 1985 en 1973 afspeelt. Daar tussen lees je hoofdstukken die daar tussenin zitten. Maar de rode draad – en dat is wat ik bedoelde met coherentie – is het verraad. Broer is een verrader want hij geeft opdracht zijn twee zussen en Peter R de Vries om te laten brengen – maar ze is zelf ook een verrader want zij luist hem erin, praat met de politie en zorgt uiteindelijk voor zijn veroordeling. Alle zijpaden in andere jaren verduidelijken alleen maar waarom ze doet wat ze doet.

2 Ook in een dik boek kan geen woord te veel staat. Het ijzersterke van Judas is de nuchtere, heldere stijl van de auteur. Astrid Holleeder schrijft heel precies wat er gebeurt. Met details, maar alleen de details die tellen. Dus niet de kleur van het behang in de kamer waar ze uiteindelijk haar getuigenverklaring aflegt, maar je weet precies wat er zich in haar hoofd afspeelt. Al die elementen zijn raak en dragen bij aan het verhaal. Voor een boek van 571 pagina’s een prestatie.

3 Als je een extreem bijzonder verhaal hebt, dan kun je een dikke pil schrijven. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat iedereen een boek in zich draagt, lang of kort. Maar alleen als je echt iets heel bijzonders te vertellen hebt – en dat heeft Astrid Holleeder – dan kun je er een dikke pil van maken die in haar geval ook nog eens enorm succesvol is. Ik ben namelijk van de school ‘Less is more’. Op de krant grapten we dat je zelfs het boek Oorlog en vrede van Leo Tolstoj (moet ik ook een keer lezen, het is 1624 bladzijden) in een alinea kunt samenvatten. Het motto ‘Alles kan korter’, aangevuld met ‘en daar knapt je verhaal meestal enorm van op’ hangt bij wijze van spreken boven mijn bed. Maar er zijn uitzonderingen.

4 Ook dikke boeken kun je snel uitlezen. Waar haal je de tijd vandaan om te lezen, vragen mensen me weleens. Nou, als het een ‘lekker’ boek is, is dat niet ingewikkeld. Ik lees dan door en door. ’s Avonds voor het slapen, bij het eten van een bord soep, lopend op straat desnoods. Even tussen ons: ik heb ook weleens gelezen als ik bij een rood licht stond te wachten om te kunnen optrekken. Als je boek spannend is, dan moet je wel. Ik had Judas in een weekje uit.

5 Beeld draagt bij aan een boek. Het boek van Astrid Holleeder bevat een fotokatern: midden in het boek tussen pagina 288 en 289 zitten 16 pagina’s met foto’s. Van het gezin Holleeder, van Sonja met haar broers en zus en van Cor van Hout, haar zwager die door toedoen van haar broer aan zijn einde is gekomen. Die beelden schetsen een normaal uitziende wereld terwijl die helemaal niet doorsnee was. Het zijn grotendeels kiekjes (Cor op de bank, Cor met zijn dochter op schaatsen in een winters landschap), waardoor de tegenstelling schrijnend is: Astrid met haar nichtje op de bank terwijl je net hebt gelezen over de dagelijkse terreur van dat ene familielid.

PS Judas is onderdeel van de trilogie die Astrid Holleeder schreef over haar leven